Dit wordt onder andere geconcludeerd in het eindrapport van het beleidsondersteunende onderzoek ‘Verkenning kennisbehoefte van agrariërs t.a.v. natuurinclusieve landbouw en het reeds bestaande aanbod van deze kennis. Waar is de match, de mismatch en hoe die te overbruggen?’ dat door Wageningen University and Research, Louis Bolk Instituut en Aequator Groen & Ruimte in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is uitgevoerd. Ook is meer uitleg nodig van de term natuurinclusieve landbouw (NIL), een beter overzicht van maatregelen en belemmeringen in wet- en regelgeving bij het toepassen van natuurinclusieve landbouw. Dit sluit naadloos aan op de kamerbrief van Minister Carola Schouten ‘Innovatie op het boerenerf’ van 19 juli 2019.
Vraag en aanbod van NIL kennis sluiten beperkt op elkaar aan. Dit belemmert agrariërs om kennis te nemen van NIL en het toe te passen. In deze studie is onderzocht hoe vraag en aanbod van NIL kennis bij elkaar kunnen worden gebracht wat betreft inhoud, vorm (medium) en de partij die de kennis moet aanbieden. De studie is gericht op een zo breed mogelijke groep grondgebonden agrariërs, omdat NIL zich niet beperkt tot bijzondere vormen van voedselproductie, als voedselbossen en permacultuur.
De verkenning omvatte bronnenonderzoek, telefonische interviews en diepte-interviews met agrariërs en enkele adviseurs. De uitkomsten hieruit zijn besproken in een workshop met een breed gezelschap uit praktijk, onderwijs, onderzoek en beleid.
Op basis van de resultaten bleek dat agrariërs zich bij bedrijfsveranderingen breed oriënteren en ideeën opdoen via vakbladen en internet. Vervolgens zoeken agrariërs praktijkvoorbeelden bij andere boeren en proefbedrijven of bespreken ze mogelijkheden voor NIL in studiegroepen. Een deel van de agrariërs zou graag met een NIL bedrijfsadviseur maatregelen specifiek maken voor het eigen bedrijf.
In het rapport wordt aanbevolen sterker in te zetten op het aanbieden van overzichtelijke informatie op internet over NIL, bijvoorbeeld wat de opties zijn aan NIL maatregelen en welke bestaande regionale praktijknetwerken (rondom proefbedrijven, voorbeeldbedrijven, studiegroepen) er zijn. Een andere aanbeveling is het stimuleren van onafhankelijk NIL bedrijfsadvies.
Het is van belang om kennis over NIL zodanig aan te bieden dat het voor elke agrariër mogelijk is om een stap te zetten naar een meer natuurinclusieve bedrijfsvoering. In het rapport wordt geadviseerd te benadrukken dat elke agrariër nu al, bewust of onbewust, een of meerdere NIL maatregelen neemt. Dit kan het vertrekpunt zijn voor een agrariër om zich over andere maatregelen te informeren die in de bedrijfsvoering zijn in te passen. Hierbij valt te denken aan maatregelen als kruidenrijk grasland, niet-kerende grondbewerking en het telen van groenbemesters. Er is geen noodzaak om meteen de hele bedrijfsvoering om te gooien. Dit maakt het experimenteren met NIL laagdrempelig. Daarmee blijft NIL niet beperkt tot een enkeling die tot een volledig andere bedrijfsvoering over gaat en komt natuurinclusieve landbouw (ook wel kringlooplandbouw met biodiversiteit) voor een brede groep agrariërs dichterbij.
https://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/554251 Rapport
https://edepot.wur.nl/502420 Samenvattende presentatie