In opdracht van de provincie Groningen is door de Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen (ANOG) en Aequator Groen & Ruimte nader onderzocht welke vervolgstappen genomen moeten worden om natuurinclusieve landbouw breder geïmplementeerd te krijgen in de akkerbouw in Oost-Groningen.
Daarbij zijn inpasbaarheid in de bedrijfsvoering, effect op de bedrijfseconomie en effecten op de biodiversiteit nader bestudeerd met en voor de praktijk voor de volgende tien maatregelen:
• Aanvoer organische stof
• Niet-kerende grondbewerking (NKG)
• Bodem hele jaar bedekt
• Groenbemester
• Extra rustgewas
• Strokenteelt
• Mengteelt
• Agrarisch natuurbeheer (ANLb)
• Verminderd gebruik bestrijdingsmiddelen
• Akkerranden t.b.v. natuurlijke plaagbeheersing/waterkwaliteit
De studie omvatte enquêtes en verdiepingssessies met akkerbouwers en ecologen, een literatuur update en een bedrijfseconomische analyse. Tevens werden knelpunten in wet- en regelgeving in kaart gebracht.
De uitkomsten laten zien dat de bereidheid onder akkerbouwers groot is, maar de juiste randvoorwaarden nodig zijn om de NIL maatregelen breder te implementeren.
https://anog.nl/wp-content/uploads/2019/12/NIL-rapport-Oost-Groningen-2019.pdf Rapport is in te zien door gebruik te maken van deze link
Inpasbaarheid
En daarnaast worden maatregelen waarbij een vergoeding wordt uitgekeerd, positiever beoordeeld (ANLb, bufferstroken, FAB randen). Voor deze maatregelen geldt wel dat er gedegen moet worden onderzocht hoe onkruid, zonder chemie, beheersbaar kan blijven zodat het ook op de lange termijn duurzaam is. Opschaling van deze maatregelen is nodig zowel voor het bestendigen van goede akkervogelpopulaties, als voor het verbreden van de mogelijkheid van deelname aan het ANLb. De waterkwaliteit zal baat hebben bij meer bufferstroken tussen perceel en sloot i.c.m. verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Een maatregel die al door meerdere akkerbouwers wordt toegepast is NKG, en deze maatregel is illustratief voor de lange termijn visie die nodig is voor NIL.
Akkerbouwers willen graag een extra (extensief) gewas opnemen in het bouwplan mits er een vergoeding tegenover staat. De gehele voedselketen, van boer tot consument zal hierbij betrokken moeten zijn. De eiwittransitie in de voedselketen is hierbij relevant.
De opbouw van organische stof moet gestimuleerd worden middels beleid/wet- en regelgeving. Kunstmest volledig vervangen door organische mest wordt (nog) niet als optie gezien omdat gerichte sturing op NPK-gift dan niet meer mogelijk is.
De 10 NIL maatregelen komen grotendeels terug in het eerste voorstel voor de KPI’s van de Biodiversiteitsmonitor akkerbouw, die momenteel wordt opgesteld. Dit kan een toekomstige stimulus zijn voor het invoeren van deze maatregelen.
Ecologie
De positieve uitschieters wat betreft de scores door ecologen van de maatregelen waren: verminderd gebruik bestrijdingsmiddelen, ANLb en FAB akkerranden.
De combinatie van maatregelen wordt als essentieel gezien voor het werken aan bodemkwaliteit, organische stof opbouw en bodemleven. Voor bovengrondse biodiversiteit zou je hetzelfde kunnen concluderen. Hoe meer verschillende habitats (maatregelen, gewassen, groenbemesters, groene dooradering), hoe groter de biodiversiteit.
Voor het onderdeel biodiversiteit kan op basis van dit onderzoek geconcludeerd worden dat alle maatregelen goed zijn voor biodiversiteit. Juist spreiding van maatregelen geeft diversiteit aan leefgebied en mogelijkheden voor meer soorten. Tegelijkertijd is door een deel van de bevraagde ecologen
voor NIL de voorwaarde gesteld dat er geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt in de maatregelen. En daarnaast is aangegeven dat er voor herstel van populaties van soorten een groter areaal aan groenblauwe dooradering (natuurstroken, ANLb, landschapselementen) nodig is naast ook volveldse maatregelen.
Bedrijfseconomie
De bedrijfseconomische effecten van de natuurinclusieve maatregelen aanvoer organische stof, verruiming bouwplan/extra rustgewas, niet-kerende grondbewerking (bv. vaste tand, ecoploeg) en de teelt van groenbemesters, zijn op basis van literatuur (KWIN data) en input van boeren onderzocht voor Oost-Groningen. Uit deze analyse komen niet-kerende grondbewerking en aanvoer organische stof het gunstigst uit. Het combineren van maatregelen zou de economische inpasbaarheid kunnen vergroten, bijvoorbeeld het combineren van niet-kerende grondbewerking en groenbemesters om de onkruiddruk te verminderen.
Conclusie
Op de korte termijn lijken pilots met maatregelen die door de akkerbouwers als goed inpasbaar in de bedrijfsvoering worden bestempeld, zoals NKG, het meest effectief. NKG vraagt lange termijn denken en vertrouwen. Dit kan gestimuleerd worden door een transitievergoeding. Het combineren van maatregelen is ook kansrijk. In een regionale proeftuin-coöperatie zou op kleine schaal het idee van de keten rondom eiwitten vorm gegeven moeten worden. Het is van groot belang om opgedane kennis en ervaringen op meer plaatsen te laten zien en kennisdeling te verzorgen.
Om significante verbetering van de waterkwaliteit te bewerkstelligen zijn er veel meer bufferstroken (akkerranden) nodig (opschalen). Teeltvrije zones bieden veel kansen (geen vermindering opbrengst). Hierbij is de inzet van ICT tools en het betrekken van akkerbouwers en erfbetreders van belang, om gebruik van middelen te verlagen.
In Oost-Groningen zal verder gewerkt worden aan natuurinclusieve landbouw. In de regiodeal NIL Noord-Nederland is Oldambt als gebied aangewezen.