Het heeft sinds 15 maart 2020 nauwelijks meer geregend in Nederland. Extreme droogte, dalende grondwaterstanden en weer in werking gezette beregeningsinstallaties. Dit na een zeer zachte en natte winter. De akkerbouwers op de klei weten inmiddels wat dit voor gevolgen heeft voor hun voorjaarswerkzaamheden. Er is veel extra diesel verstookt om de grond fijn te krijgen voor extra grondbewerkingen of beregening. Op de zandgronden vinden er stofstormen plaats. Wat is er aan de hand?
De winter was zacht en nat. Veel (kaal) land is door de regen en wind dichtgeslagen en vervolgens hard opgedroogd. Een verschijnsel wat we vooral op onze kleihoudende akkerbouwgronden zien. Normaal krimpt de grond wanneer het opdroogt en zwelt het weer wanneer het nat wordt. Door de afwisseling van droog naar nat, krimp en zwel en weer krimp valt de grond uit elkaar, verweerd en wordt kruimelig. Dit wordt nog eens versterkt door vorst. De eerste echte nachtvorst trad pas begin maart op. Kortom, dit jaar heeft de grond geen kans gehad om te kruimelen. Het was nat en droogde daarna hard in. Boeren hebben dan ook moeite om een mooi zaaibed te maken. De grond is niet kruimelig, maar inmiddels hard als beton.
Foto 1 en 2: Illustratie van scheuren in de klei, zuidelijk Flevoland 22 april 2020.
Op de zandgronden speelt nog weer een ander probleem. Bij harde wind zoals in de week van 20 april jl. treedt op kale grond verstuiving van zand op. Vooral bij net bovenkomende gewassen treedt er dan schade op.
Foto 3: Illustratie verstuiven zand, Overijssel 22 april 2020.
Na de droge jaren 2018 en 2019 waren de grondwaterstanden in de winter van 2020 in oost Nederland nog niet hersteld. Februari was echter extreem nat en daarmee stegen de grondwaterstanden ook op de hoge zandgronden weer naar normalere waarden. Door veel regen en sneeuw in de Europese middelgebergten en de daarop volgende dooi, stegen ook de waterstanden in de rivieren rap; de uiterwaarden kwamen weer onder te staan. Vanaf 16 februari konden maar weinig gronden bemest worden en feitelijk was het een maand later nog veel te nat. Er verschenen weer filmpjes van vastzittende trekkers en bemesters en van stuwtjes die werden gestreken.
Inmiddels berichten de krantenkoppen dat het voorjaar nog nooit zo zonnig en droog is begonnen en dat er weer sprake is van droogte. Er is al een neerslag te kort van 40 mm. “Nog droger dan in 1976!”. Maar wat betekent dat eigenlijk en is het zo erg als het droog is in april? En gaat de weerspreuk op: “Als april lacht, boerke wees voor uw oogst bedacht”?
Allereerst is het goed te bedenken dat het neerslagtekort wordt berekend op basis van een referentie gewasverdamping voor gras. Op veel akkers staat nog geen gewas en is de verdamping dus veel kleiner dan wat het KNMI uitgeeft. Bovendien wordt bij de grondbewerking het contact verbroken tussen de bovengrond en de ondergrond waardoor er geen vochttransport meer plaatsvindt vanuit het grondwater naar de bouwvoor. Hierdoor droogt de bovengrond sneller op en wordt het zaaibed warmer. In een normale lente is dat gunstig, maar nu het lang niet geregend heeft zorgt dit ervoor dat het zaaibed te droog wordt. Dit effect is nu nog groter omdat lastig is om een mooi zaaibed te maken na de natte, zachte februari. De verdamping is dus minder omdat de gewassen nog niet tot volledige wasdom zijn gekomen, maar ook omdat de capillaire nalevering van vocht vanuit het grondwater wordt beperkt. Dit betekent dat er minder grondwaterstanddaling plaatsvindt als gevolg van de verdamping. Dit verklaart ook de lage luchtvochtigheid waar het KNMI half april over berichtte.
Capillaire nalevering van vocht is belangrijk. De afstand waarover nog vocht vanuit het grondwater aan de plant geleverd kan worden is beperkt en wanneer de grondwaterstanden te ver zakken wordt het contact verbroken. We komen net uit de winter en de grondwaterstanden zijn nog niet op hun laagste niveau. Meestal worden die pas tussen half augustus en half september bereikt. Een neerslag te kort in die periode heeft dan meer impact op de gewas groei dan een neerslag te kort in het vroege voorjaar, omdat dan de grondwaterstanden hoger zijn en er meer nalevering van vocht vanuit het grondwater kan plaatsvinden.
Waarom dan beregenen? De gewassen zijn net ingezaaid of ontkiemd. Het worteltje van de plant is nog niet sterk ontwikkeld, terwijl het zaaibed wel uitdroogt. Voor een goede ontwikkeling van het plantje is dus vocht in het zaaibed nodig. Maar wees hiermee voorzichtig, want de ondergrond is in veel gevallen nog nat en een flinke beregeningsbeurt kan de structuur van de grond ook weer doen verslechteren. Eind april constateren we op veel plekken dat de klei onder in de bouwvoor nog kneedbaar is.
Wat kun je doen? De groenbemesters, als die er nog staan, zo snel mogelijk onderwerken. Ze verdampen en drogen het profiel uit. Ze hebben hun werk gedaan. Maak de grond ondiep los, een ondiepe grondbewerking zorgt ervoor dat de capillaire nalevering tot hoger in het bodemprofiel kan komen. Voorkom dat de bodem uitdroogt. Planten wortelen slecht in uitgedroogde bodem en wanneer dan wordt beregend blijven de wortels bovenin zitten. Zet alle stuwen op, voorkom dat sloten en drains nog water afvoeren en de grondwaterstand verder doen dalen. Veel maatregelen hadden echter al uitgevoerd moeten zijn; vooruitzien is regeren.
En hoop op de nabije toekomst; immers, het droogste voorjaar was tot nu toe 2007 met een neerslag te kort op 1 mei van ca. 100 mm. Daarna was de droogte echter over en ontstond in juli al een neerslagoverschot. Daarom als afsluiting een andere weerwijsheid: “Verschaft april vele schone dagen, dan pleegt mei de last te dragen”.