Nederland gebruikt steeds meer stroom, het ‘transport’ is nu een beperkende factor. Het elektriciteitstransport in Nederland gaat zowel bovengronds en meestal ondergronds. Om het net uit te kunnen breiden, worden nieuwe lijnen en kabels aangelegd. Een groot deel gaat daarbij over of door landbouwgrond. Het graven kan op verschillende manieren gebeuren, bovenal geldt: werken onder droge omstandigheden. De aanleg heeft mogelijk invloed op de bodemgesteldheid.
Door allerlei omstandigheden kunnen de grondbewerkingen tegen zitten. Om deze reden is het nuttig een nulsituatie vast te leggen van de huidige bodemgesteldheid, om na de aanleg bij het optreden van eventuele ‘schade’ op terug te kunnen vallen. Het gaat hierbij om het vastleggen van de bodemgesteldheid, de actuele hoogteligging, de bemestingstoestand en de fytosanitaire toestand van de strook waarin gewerkt gaat worden. Het veldonderzoek moet een goed inzicht geven in de bodemgesteldheid, hierbij gaat het om de profielopbouw en samenstelling van de grondlagen, om de bodemstructuur met o.a. de bewortelbare diepte, de waterdoorlatendheid en om de ontwateringstoestand. Al deze factoren van de bodemgesteldheid bepalen de grondgebruiksmogelijkheden, de vochtvoorziening, de bewerkbaarheid van de bovengrond en daarmee de groei en opbrengst van land- en tuinbouwgewassen in de toekomst.