PAS
In Nederland zijn 118 van de 160 Natura 2000-gebieden gevoelig voor stikstofdepositie veroorzaakt door industrie, verkeer en landbouw. Vanwege negatieve effecten van stikstofdepositie op de doelstellingen van de Natura 2000-gebieden liep vóór 2015 de vergunningverlening voor economische activiteiten vast. In dit kader is in juli 2015 de Programmatische Aanpak Stikstof ingevoerd. Hierin worden bronmaatregelen uitgevoerd om uitstoot te verminderen bij agrarische bedrijven, gecombineerd met herstelmaatregelen in de natuurgebieden om het effect van de aanwezige stikstof te verminderen. Hierdoor ontstaat weer ruimte die voor de helft mag worden ingevuld door nieuwe ontwikkelingen. Deze zogenoemde ontwikkelingsruimte wordt vanaf de start van de PAS in 2015 geleidelijk uitgegeven gelijktijdig met het uitvoeren van bron- en herstelmaatregelen. Vanwege deze manier van ruimte uitgeven is het wenselijk om zo vroegtijdig mogelijk inzicht te krijgen in het effect van herstelmaatregelen. Daarom wordt er naast reguliere natuurmonitoring (SNL, NEM) gemonitord op procesindicatoren.
Om de 3 jaar worden de meest relevante indicatoren van herstel gemonitord (abiotiek, ruimtelijke verdeling, voorkomen van soorten of vegetatiesamenstelling). Zodoende kan al inzicht verkregen worden of de ontwikkeling de goede kant op gaat, als het einddoel (behoud/verbetering habitats, soorten) nog niet bereikt is.
In mei 2019 heeft de Raad van State uitspraken gedaan over de PAS die er toe geleid hebben dat de vergunningverlening weer tot stilstand is gekomen. Bij het schrijven van dit bericht is nog onbekend hoe dit verder gaat. Mogelijk is juist monitoring van belang om te bepalen of maatregelen het herstelproces onderschrijven.
Acht Natura 2000-gebieden van Staatsbosbeheer in Noord-Brabant
Aequator Groen & Ruimte heeft samen met AdB advies een monitoringsplan voor abiotiek opgesteld voor de provincie Noord-Brabant voor de Natura 2000-gebieden van Staatsbosbeheer. Het plan is tot stand gekomen in overleg met Staatsbosbeheer, de waterschappen en de provincie Noord-Brabant. In het plan staat welke methode wordt aangehouden, welke parameters, hoe en wanneer dat moet en wat de kosten daarvan zijn. De insteek van de provincie was om zo efficiënt en doelgericht mogelijk te monitoren. Daarom is bestaande monitoring beoordeeld en is zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande meetnetten. Waar nodig zijn veldbezoeken uitgevoerd om inzicht te krijgen in de plaatselijke situatie, om bureauoplossingen te voorkomen. Het eindresultaat is geleverd in Excel en GIS, met een korte motivatie in een rapport. Zodoende is voor de komende jaren inzichtelijk wat er welk jaar, met welke reden gemonitord wordt, waar de meetpunten liggen en hoeveel een en ander kost.